Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Theo Dirix

Column - Over bouwers en architecten

“En waar is de rubriek Historische Vlamingen gebleven? Te veel met morgen bezig?” Tot een mens een dag later toch weer tegen zijn verleden aanloopt.

“Waar gaat deze spielerei in ’s hemelsnaam naartoe? En waar komt ze vandaan?” De tweede vraag is gemakkelijker dan de eerste. De antwoorden liggen o.m. in een paar ontmoetingen met één en dezelfde historische Vlaming tijdens mijn halve leven in het buitenland.

Om de spanning wat op te drijven, maak ik eerst een zijsprongetje. In vele hoeken van de wereld organiseren de aanwezige ambassades van Europese landen een filmfestival. België zou België niet zijn als dat niet een thriller of een komedie is: zou de Franstalige Gemeenschap dit jaar een prent willen insturen of is het de beurt aan de Vlaamse Gemeenschap? En in beide gevallen: wat zal het genre zijn?

De allereerste keer dat ik een film van de Vlaamse Gemeenschap mocht vertonen was ergens in Afrika. In openlucht, tegen de schaduw van hoge palmbomen op het uitspansel van een volle maan en een krakkemikkig scherm, projecteerden we de toenmalige blockbuster van Vlaanderen: Koko Flanel met Urbanus in de rol van Placide Smellekens en Bea Van der Maat als Sarah. Behalve een paar ambassadeurs op de eerste rij en een paar medewerkers zoals ondertekenend, toen nog, groentje op de laatste, was de openluchtcinema… leeg. Tot ik plots geschater hoorde van honderden kinderen die vanop de hoge omheiningsmuur met plezier meekeken, en ik de toegangsdeur heb opengegooid.

Het was de eerste maar niet de laatste keer dat ik me afvroeg welke criteria de betrokken culturele diensten hanteren om een ‘eigen’ film naar het ‘vreemde buitenland’ te sturen. Een paar jaar later mocht ik in een Arabisch land de dansfilm Rosas danst Rosas insturen, met een choreografie van Anne Teresa De Keersmaeker en gerealiseerd door Thierry De Mey. In de gelauwerde film maken vier danseressen reeksen van bewegingen op ritmische minimal music. Het werd een maatstaf voor de postmoderne dans maar niet in dezelfde mate voor een publiek dat de willekeurige tussenstadia van wals, ballet of twist had gemist.

In het midden van mijn verwijl in de woestijn bleef ik wel gebiologeerd kijken. Naar de danseressen en hun repetitieve bewegingen. En naar het decor: de gele tegeltjes tegen de muur en de met bruine tegels bezaaide vloer en vooral het licht dat door de vele vensters van een oude en verlaten school viel. Die school was de vroegere technische school in Leuven van architect Henry Van de Velde. Het was zijn laatste ontwerp, gebouwd tussen 1936 en 1942, en na de film gerestaureerd tot Stedelijke Bibliotheek en Stadsarchief.

In datzelfde Oosterse land, vandaag een woud van torens die die van Babel uitdagen, hebben we met de ambassade nog een poging gedaan om bouwers en architecten te verleiden. De tentoonstelling over de modernistische boekentoren van Van de Velde in Gent kon echter niet meer bekoren; 64 meter was niet hoog genoeg.

In mijn vader/moederland ging ik nog wel op zoek naar andere bouwsels van Van de Velde. Zijn eerste uit 1895, bijvoorbeeld: Bloemenwerf in Ukkel, waar hij woonde tot zijn emigratie naar Duitsland in 1900. Tussen zijn wieg in Antwerpen in 1863 en zijn overlijden in Zürich in 1957 met graf in Tervuren, tussen zijn eerste gebouw in Ukkel en zijn laatste in Leuven, voor en na zijn verblijf in Gent waar hij van 1926 tot 1936 bouwkunst en toegepaste kunsten doceerde, was Van de Velde een expat zoals wij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef hij in Zwitserland en in Nederland. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij vrijwillig terug naar Zwitserland waar hij zijn memoires schreef.

Tot zover het antwoord op de vraag waar dit vandaan komt. Waar dit naartoe gaat, wordt morgen beantwoord. Graag had ik de lezer meegenomen naar Weimar. Niet alleen daar wordt Van de Velde geëerd als medegrondlegger van de Kunstgewerbeschule en de academie, de voorloper van de ‘school’ (letterlijk en figuurlijk) van het Bauhaus, dat door Walter Gropius verder werd uitgebouwd. Na de dood van Friedrich Nietzsche in Weimar mocht Van de Velde er het huis van de filosoof tot een archief ombouwen. Dat is het doel van mijn reis, helaas na de deadline van dit verhaal.

De spielerei zou ondertussen duidelijk moeten zijn: vandaag en morgen hebben wij de plicht het verleden met ons mee te nemen. Van de vele rechten is die van de continuïteit te verwaarloosd.

Auteur:
Theo Dirix